Hoe was het leven aan boord van een slavenschip van de Middelburgse Commercie Compagnie? Dat is te zien in de tentoonstelling 'Aan boord van een slavenschip : Driehoekshandel Zeeland – West-Afrika – Caraïben (18e eeuw)’ die van 1 juli 2013 – 31 december 2015 te zien is in de middeleeuwse expositiekelders van het Zeeuws Archief. De tentoonstelling is een activiteit in het kader van de herdenkingen 150 jaar afschaffing slavernij (2013) en 200 jaar afschaffing slavenhandel (2014).
DRIEHOEKSHANDEL
De West-Indische Compagnie
De West-Indische Compagnie (WIC) werd opgericht in 1621. De WIC dreef handel op de ‘West’: gebieden die grenzen aan de Atlantische Oceaan: West-Afrika en Amerika. West-Indië was de naam voor Brazilië, Berbice, Demerary, Essequebo, Suriname en de Antillen in Zuid-Amerika.
De compagnie verdiende geld met:
Goederenhandel (vooral goud, ivoor en suiker)
Kaapvaart (gelegaliseerde piraterij)
Slavenhandel (mensen kopen in Afrika en verkopen in West-Indië)
De West-Indische Compagnie was een landelijk bedrijf en had vijf Kamers: Amsterdam, Zeeland (kantoor in Middelburg), De Maze (kantoor in Rotterdam), het Noorderkwartier (kantoor in Hoorn) en Stad en Lande (kantoor in Groningen). In 1674 werd de compagnie ontbonden. Onmiddellijk richtte men een nieuwe West-Indische Compagnie op. Tussen 1674 en 1740 ondernam deze tweede WIC 383 driehoeksreizen. De WIC hield in 1792 op te bestaan.
De Middelburgse Commercie Compagnie
Tot 1730 had de WIC het alleenrecht op de slavenhandel tussen Afrika en Zuid-Amerika. Toen zij dat monopolie verloor, stortten particulieren zich op deze lucratieve vorm van handel. De Vlissingse kooplieden handelden veelal individueel of in kleine gelegenheidscombinaties en hebben in totaal 311 driehoeksreizen ondernomen.
De Middelburgse kooplieden verenigden zich binnen de Middelburgse Commercie Compagnie (MCC). De MCC werd opgericht in 1720. Aanvankelijk dreef de compagnie handel op Europa en al snel ook op West-Indië en Afrika. Na 1730 werd de slavenhandel de meest belangrijke bron van inkomsten. In totaal ondernam de MCC 113 driehoeksreizen. De MCC reedde in 1802 de laatste driehoeksreis uit. Na die tijd ging de MCC verder als scheepswerf. De compagnie werd in 1889 opgeheven.
Driehoekshandel
Omdat de schepen van de WIC en de MCC tussen drie werelddelen (Europa – West-Afrika – Caraïben) heen en weer voeren, werd de slavenhandel ook wel transatlantische driehoekshandel genoemd. De driehoekshandel hield in:
Handelsgoederen (textiel, wapens en buskruit, alcoholische dranken, snuisterijen zoals kralen, schelpen, spiegels) uit Europa en Azië ruilen voor mensen uit Afrika.
Afrikanen vervoeren en verkopen als slaven in West-Indië (Caraïben).
Handelsgoederen (goud, ivoor, suiker, huiden, tabak, cacao, koffie, indigo en katoen) uit Afrika en West-Indië vervoeren en verkopen in Europa.
Een driehoeksreis duurde gemiddeld 18 maanden.
Detail scheepsjournaal ‘De Geertruyda en Christina', 1783-1785. In de marge worden overleden bemanningsleden en slaven aangeduid met een pictogram. Zeeuws Archief, archief MCC toegang 20, inv.nr 429
SLAVENHANDEL
Van handelspost naar kolonie
De Nederlanders stichtten in het begin van de 17de eeuw handelsposten in het noorden van Zuid-Amerika en de Caraïben. Uiteindelijk werden diverse gebieden gekoloniseerd, zoals een deel van Brazilië, Berbice, Demerary, Essequebo, Suriname en de Antillen. In de meeste gebieden werden suiker-, koffie- en tabakplantages opgericht. Op de Antillen vond zoutwinning en landbouw plaats.
Aanvankelijk probeerde men de plantages te laten bewerken door de oorspronkelijke bewoners, Indianen, maar al snel bleek dat zij fysiek niet geschikt waren voor dit zware werk en ook niet bestand waren tegen door Europeanen meegebrachte ziekten. In de behoefte aan goede werkkrachten kon worden voorzien door de WIC en later de MCC en andere particulieren die zich bezighielden met slavenhandel.
Slavenschepen
De WIC en MCC hadden geen speciale slavenschepen. De gangbare handelsschepen werden in Middelburg geladen met ruilgoederen (cargasoen) en pas voor de kust van Afrika geschikt gemaakt voor het vervoer van slaven. Afhankelijk van de afmetingen konden per schip100 tot 500 slaven worden vervoerd.
De scheepstimmerman bouwde boven het ruim een extra dek voor de slaven. In het midden kwam een schot zodat mannen en vrouwen gescheiden vervoerd konden worden. Verder bouwde de bemanning stellingen van twee verdiepingen waarop de slaven moesten slapen.
Transport
In West-Afrika kocht men slaven (armasoen) van Afrikaanse handelaren. De slaven werden gebrandmerkt en in het scheepsruim geladen. Op het sla
info@zeeuwsarchief.nl